Dat Bruce Springsteen graag in Nederland optreedt, is geen geheim. De relatie tussen de energieke rocker en het Nederlandse publiek is meer dan prima. Maar de zanger heeft ook een andere relatie met ons land, wat zijn achternaam al enigszins doet vermoeden.

In de zeventiende eeuw vertrokken Casper en Geertje Springsteen uit de Lage Landen naar het Beloofde Land. Hun zoon Joosten bleef aanvankelijk in Nederland achter, maar volgde zijn ouders alsnog en kwam in New Jersey terecht. Deze Joosten is verantwoordelijk voor een familietak met soldaten, boerenknechten en fabrieksarbeiders.

Bruce is een nazaat van Joosten Springsteen, en werd zelf geboren in 1949, toen het Nederlandse bloed al redelijk was verdund. Bruce is op en top Amerikaan, en verdient dus ook een typisch Amerikaanse biografie. Journalist Peter Ames Carlin schreef dit boek en noemde het resultaat eenvoudig ‘Bruce’.

Het is een prima geschreven biografie, waarin een helder beeld wordt geschetst van de zanger en dichter. Naar voren komt hoe hij zich ontworstelt aan het fabrieksleven waarin de Springsteen-clan zich al generaties lang in bevindt. De gewone arbeider, dat is de omgeving waarover Bruce zijn liedjes over schrijft.

Hoewel Springsteen als muzikant en tekstschrijver hard werkte (hij studeerde als autodidact hele dagen om het gitaarwerk onder de knie te krijgen – een studie aan de universiteit vond hij niet nodig), had hij ook goede mensen om zich heen. Zoals bijvoorbeeld Mike Appel, die bij talentenjager John Hammond van CBS zo lang zeurde dat hij uiteindelijk de jonge zanger bij Hammond op auditie mocht laten komen. Legendarisch zijn Appels woorden: “Dus u zou Bob Dylan ontdekt hebben. Nou, laten we maar eens zien of u oren aan uw hoofd heeft. Want ik heb iemand die beter is dan Dylan.”

Deze zelfverzekerdheid leverde Springsteen zijn eerste contract op – en uiteindelijk ook zijn grote problemen met auteursrechten, maar dat kwam jaren later pas aan het licht.

Minstens net zo van belang was een column van toenmalig muziekcriticus Jon Landau, naar aanleiding van een optreden van Springsteen. “Op een avond dat ik me weer jong wilde voelen, gaf Springsteen me het gevoel dat ik voor de allereerste keer muziek hoorde. Ik zag mijn rock & roll-verleden aan me voorbijflitsen. Maar ik zag nog iets. Ik zag de toekomst van de rock & roll en die toekomst heet Bruce Springsteen.”

Wat volgt is een indrukwekkende carrière waarin Springsteen de hoogten en diepten leert kennen. Hoge creatieve toppen, maar ook depressieve dalen. Nauwe vriendschappen met zijn begeleidingsband, maar ook een zakelijke beëindiging van zijn E-Street Band halverwege de jaren tachtig. En een glorieuze gemeenschappelijke comeback met zijn legendarische begeleidingsband aan het begin van deze eeuw.

En die bijnaam The Boss: een naam die Springsteen al vroeg in zijn loopbaan kreeg tijdens het spelen van Monopoly. Hoe dat is gegaan, vertelt Ames Carlin aan de hand van verhalen van betrokkenen.

Al deze onderwerpen komen keurig aan bod in de biografie Bruce. Het is echter de vraag of dit echt de ‘definitieve biografie van The Boss’ is, zoals de schrijver het boek zelf noemt. Springsteen is nog springlevend, en het is te hopen dat de rocker nog lang doorgaat met het maken van sterke platen.

Bruce Springsteen door Peter Ames Carlin (vertaald door Robert Neugarten)
(Xander Uitgevers, ISBN 9789401600866)