De verwarring was groot toen Mike Oldfield vorig jaar aankondigde een nieuw album uit te brengen, helemaal toen hij liet weten dat het ook nog eens een rockplaat zou worden. Moesten we hier nou naar uitkijken, of er met ’s mans werk van de afgelopen decennia in gedachten toch met een grote boog omheen lopen? Classic Rock Mag luisterde naar Man On The Rocks om die vraag te beantwoorden.

Eén ding is in ieder geval duidelijk: Oldfield heeft niet gelogen toen hij zei dat Man On The Rocks een rockplaat zou worden. Van al het vreselijks waar hij zich vanaf de jaren 90 mee bezighield, zoals het zweverige geneuzel op Tr3s Lunas (2002) of de quasi-hippe house van Tubular Bells III (1998), is hier gelukkig geen sprake meer. En ook niet onbelangrijk: dat heerlijke herkenbare gitaargeluid van de Brit is op Man On The Rocks weer in bijna elk nummer met een prachtige solo te horen.

Rock dus. Maar dan wel een gepolijste variant zonder enige ruwe randjes. Is dat erg? Wij vinden eigenlijk van niet en hadden ook niet anders verwacht van een 60-jarige multimiljonair die al jaren op de Bahama’s woont. Oldfield hoeft nu eenmaal niets meer te bewijzen en maakt op Man On The Rocks eenvoudigweg lekker in het gehoor liggende luisterrock. Dat werd met de eerste single Sailing al duidelijk, een track waar velen nogal van schrokken vanwege het wat simpele karakter. Dat lag nog niet eens aan het op zichzelf prima arrangement dat ergens tussen Moonlight Shadow en Tom Petty verkeert, maar vooral aan de nogal flauwe melodie. Een grote geruststelling is dat het merendeel van Man On The Rocks in dat opzicht een stuk sterker is.

Het zijn met name de langzamere liedjes die dit album de moeite waard maken. Tracks als het titelnummer en Castaway zijn wonderschoon en behoren zonder twijfel tot de beste ballads die Oldfield ooit maakte. Hier komen ook de vocalen van de jonge Luke Spiller, die het hele album heeft volgezongen, het best tot hun recht. Dat terwijl hij op andere momenten (Moonshine, Minutes) juist iets te generiek en onherkenbaar klinkt. Het zijn die momenten waarop maar weer eens duidelijk wordt hoe belangrijk Maggie Reilly in de jaren 80 was voor het geluid van de liedjesmakende Oldfield.

Luke Spiller is niet de enige gast op Man On The Rocks. Sterker nog: het merendeel van de muziek is door sessiemuzikanten ingespeeld. En hoewel daarvoor niet de minste namen zijn opgetrommeld (Leland Sklar, Michael Thompson) is het toch wat teleurstellend dat multi-instrumentalist Oldfield niet zelf meer partijen voor zijn rekening heeft genomen. Het is wellicht daarom dat dit album op die immer heerlijke gitaarsolo’s na niet nadrukkelijk zijn handtekening draagt. Wie daarnaar op zoek is, doet er verstandig aan de meest luxe 3cd-boxset aan te schaffen: dan krijg je naast een volledig instrumentale versie van de plaat namelijk ook een schijf waarop alle nummers als demo staan, en daarop zijn wél alle instrumenten door Oldfield gespeeld. Sterker nog: hij verzorgt zelfs de leadzang. Dat laatste is echter niet voor de gevoelige oortjes, want wie Heaven’s Open (1991) heeft gehoord weet dat de beste man geen geweldige vocalist is. Desalniettemin een meer dan aardig extraatje voor de fans.

Is dit nou dé rockplaat van 2014? Natuurlijk niet. Maar Mike Oldfield zet hier wél een album neer dat van begin tot eind genietbaar is, en dat is al duizendmaal meer dan wij ooit nog van hem verwacht hadden. Daarmee is Man On The Rocks met afstand het beste album dat hij in de laatste twintig jaar gemaakt heeft.